De afgelopen maanden hebben we inzichten gedeeld uit focusgroepen die zijn gehouden in de DUST-casestudyregio's in Polen, Bulgarije en Zweden. Vandaag verleggen we onze focus naar Nederland, in het bijzonder Groningen. Het doel van deze focusgroepen is om voort te bouwen op eerder kwantitatief onderzoek naar stof, inclusief een uitgebreid bevolkingsonderzoek. Door vertegenwoordigers van deze minst betrokken gemeenschappen erbij te betrekken, proberen we hun percepties en verwachtingen met betrekking tot duurzaamheidstransities te begrijpen. Lees dus verder voor inzichten uit de Groningse focusgroepen met mensen op het platteland, jongeren, ouderen en inwoners van financieel achtergestelde gebieden.
De heersende perceptie van duurzaamheidstransities in Groningen was over het algemeen negatief, hoewel deze per groep verschilde. Jongeren, bestaande uit studenten in stedelijke gebieden, hebben vaak een beter begrip van het transitiebeleid en hebben de neiging de transitie positief te beschouwen, omdat ze het zien als een kans voor verbetering van de werkgelegenheid en het milieu. Dit optimisme staat in contrast met de meer kritische opvattingen van plattelandsgemeenschappen in Oude Pekela. Hier voelden oudere en jongere bewoners, maar ook mensen met moeilijke levensomstandigheden, zich vaak buitengesloten van de voordelen van de transitie vanwege een gebrek aan financiering en advies over transitieactiviteiten. Zij beschouwden de transitie daarom als onevenredig schadelijk voor hun gemeenschap.
Ondanks deze verschillende percepties brachten de discussies een gemeenschappelijk verlangen naar verbeterde connectiviteit tussen stedelijke en landelijke gebieden aan het licht. Deelnemers uit verschillende groepen benadrukten de noodzaak van beter openbaar vervoer en meer investeringen in plattelandsinfrastructuur als belangrijkste belemmeringen voor deelname en toegankelijkheid. Ook roepen zij op tot een eerlijke verdeling van de lusten en lasten die met de transitie naar duurzaamheid gepaard gaan. Sommigen pleiten voor meer betaalbare energie, het behoud van lokale landschappen die worden beïnvloed door projecten voor hernieuwbare energie en het creëren van meer banen. Deelnemers aan de dorpsfocusgroepen benadrukten vooral de noodzaak van culturele gevoeligheid in het transitiebeleid. Ze roepen op tot beleid dat de specifieke perspectieven en uitdagingen van plattelandsgemeenschappen erkent, respecteert en aanpakt en ervoor zorgt dat deze groepen niet onevenredig worden benadeeld.
Naast verschillende andere barrières bevestigden focusgroepdiscussies in Groningen dat een gebrek aan vertrouwen in overheidsinstellingen een belangrijke barrière voor deelname vormde, een mening die ook in andere DUST-regio's werd bevestigd. In plattelandsgebieden uitten focusgroepen bijvoorbeeld een diepgeworteld wantrouwen jegens de provinciale en nationale overheid. Dit komt door de spanningen tussen de Randstad en Groningen, maar ook door de verschillen tussen de stad en het landelijke Groningen, waar laatstgenoemde regio's achterblijven. Daarentegen was er op sommige terreinen meer vertrouwen in de lokale autoriteiten, terwijl bij andere deelnemers aan de focusgroepen werd geuit dat overheden een wederzijds wantrouwen jegens hun burgers voelden. Gocus-groepen in zowel stedelijke als landelijke contexten benadrukten hoe bottom-up-activiteiten kunnen helpen bij het verder opbouwen en herstellen van gebroken vertrouwen.
Belangrijke barrières voor jongeren zijn onder meer het gebrek aan tijd, het gebrek aan waargenomen impact van participatie en gevoelens van machteloosheid wanneer ze worden geconfronteerd met mondiale problemen zoals klimaatverandering. Bovendien bestaat het gevoel dat de bestaande maatregelen jonge burgers niet effectief bereiken of geen rekening houden met hun feedback. Barrières voor ouderen en economisch achtergestelde mensen zijn onder meer taal- en kennislacunes, financiële beperkingen en het gevoel buitengesloten te worden van besluitvormingsprocessen. Het gebrek aan toegankelijke informatie en het stigma dat gepaard gaat met een lagere mate van betrokkenheid verergeren deze problemen nog verder. In plaats daarvan pleitten jongeren voor vroegtijdig onderwijs met het oog op duurzaamheid en maatschappelijke betrokkenheid om een betere participatie van toekomstige generaties mogelijk te maken, terwijl alle focusgroepen uitlegden dat hun sociale groep een instrument was voor betrokkenheid en motivatie om deel te nemen. Op dezelfde manier worden plattelandsbewoners geconfronteerd met unieke uitdagingen, zoals geografische isolatie en ontoereikend openbaar vervoer, die hun vermogen om te participeren aanzienlijk belemmeren. Het gevoel door politici verwaarloosd te worden draagt bij aan ontevredenheid en desinteresse.
Ten slotte was een van de belangrijkste inzichten die tijdens de focusgroepen in Groningen werden verkregen de cruciale rol die taal en toon spelen bij het effectief betrekken van minder betrokken gemeenschappen. Dit geldt niet alleen voor participatieve processen, maar ook voor de onderzoeksinspanningen van DUST als geheel. Tijdens de twee focusgroepen in de provincie Groningen, en met de beste bedoelingen van de DUST-partners om de gesprekken aan te passen aan het niveau van de deelnemers, legden de partners bijvoorbeeld uit dat ze er soms niet in slaagden de boodschappen of vragen van DUST duidelijk over te brengen. Gelukkig hebben sommige bijdragers dit direct benadrukt. Verschillenden merkten op dat duurzaamheidsdiscussies “overweldigd” waren of “niet voor hen bedoeld waren” en dat ze geïntimideerd waren door de ogenschijnlijk technische, door deskundigen geleide discussie over transities. De partners beschreven hoe dit probleem had kunnen ontstaan toen ze voor het eerst werden uitgenodigd voor de focusgroep als ze niet expliciet hadden verklaard dat ‘er geen voorafgaande ervaring vereist was’. Een andere uitdaging die naar voren kwam was de stigmatiserende taal die vaak wordt gebruikt bij outreach-inspanningen gericht op minder betrokken groepen, zoals het labelen van ‘risicovol’ of ‘laagopgeleid’, wat weinig doet om dit aan te pakken. Het bevorderen van het gevoel ergens bij te horen. De behoefte aan meer cultureel gevoelige communicatie was een terugkerend en primair thema.
Om echt te begrijpen hoe besluitvorming werkt bij duurzaamheidstransities, welke uitdagingen er zijn voor participatie en hoe deze barrières kunnen worden aangepakt, hebben we meer nodig dan alleen cijfers. Door directe gesprekken met mensen worden de persoonlijke effecten van deze veranderingen duidelijk en worden de data aangevuld en verdiept. Houd DUST in de gaten op onze website en sociale media voor meer informatie over onze bevindingen en hoe we van plan zijn de kloof tussen gemeenschappen en beleidsmakers te dichten!